Documenten

Verhuurcedulle opgemaakt op 4 juni 1748 In deze akte verhuurt vrouwe Bregje van Ghezel vrouwe van de Heerlijkheid Asten en Ommel etc. Douairière van Wijlen de Hoog edele geboren Heer Pieter Valkenier schepen van de stad Amsterdam etc. aan molenaar Goort Willen Loomans de korenwindmolen van Asten en de korenwatermolen van Vlierden (het gaat hier om de watermolen aan het riviertje de Aa bij het gehucht Belgeren, ten zuidwesten van Vlierden). De huurovereenkomst heeft een geldigheid van 8 jaar en gaat op 26 juli 1748 in. Na 4 jaar bekijken beide partijen of ze de huur willen voortzetten. De huurprijs bedraagt 950 gulden (ongeveer €430, -). De pachter verplicht zich hierbij de molen goed te onderhouden en zelf alle nodige werkzaamheden te laten verrichten die 3 of 4 werklieden in 3 of 4 dagen kunnen verrichten. Als hij dit niet op tijd laat doen levert de vrouwe van Asten niet het benodigde hout hiervoor en zal de schade op de molenaar verhaald worden. Ook moet de pachter het grondwerk, de palen, de planken, het molenhuis, het waterrad en toebehoren, de watersluis met al het grondwerk en ook het “wintgat” (de molenbiotoop), de wegen en de beek laten onderhouden op zijn kosten. Het benodigde hout hiervoor wordt geleverd door de vrouwe, er mag geen ander hout voor gebruikt worden. De arbeiders voor al deze onderhoudswerkzaamheden worden betaald door de vrouwe, maar de molenaar moet hen kost en inwoning verschaffen. De molenaar moet het water op peil houden zoals eerder al afgesproken is (“naar ouder gewoonte”). De molenstenen zijn het eigendom van de molenaar volgens een in 1736 opgemaakte akte. Als de huur beëindigd wordt krijgt de molenaar voor iedere duimdikte (Rijnlandse duim in dit geval) van de stenen een vergoeding. Tussentijds nieuwe stenen op de molen leggen mag alleen met toestemming van de vrouwe van Asten. Al het touwwerk (“reepen en steenreepen”) moet de pachter goed onderhouden. Verder zal de pachter alle klanten goed moeten behandelen en eventuele klachtenb kunnen tot opzegging van de huur leiden. Mocht de molen langer dan 14 dagen stil staan door een mankement dan wordt dat met de huurprijs verrekend. Mocht er schade aan de molens ontstaan ( “van brant wint of andersints”) door nalatigheid van de molenaar , dan draait deze op voor de onkosten. De molenaar mag geen overeenkomsten afsluiten met een collega-molenaar, of de molen door een andere molenaar laten bemalen. In dat geval wordt de huur opgezegd.

Verhuurcedulle opgemaakt op 4 juni 1748

In deze akte verhuurt vrouwe Bregje van Ghezel vrouwe van de Heerlijkheid Asten en Ommel etc. Douairière van Wijlen de Hoog edele geboren Heer Pieter Valkenier schepen van de stad Amsterdam etc. aan molenaar Goort Willen Loomans de korenwindmolen van Asten en de korenwatermolen van Vlierden (het gaat hier om de watermolen aan het riviertje de Aa bij het gehucht Belgeren, ten zuidwesten van Vlierden). De huurovereenkomst heeft een geldigheid van 8 jaar en gaat op 26 juli 1748 in. Na 4 jaar bekijken beide partijen of ze de huur willen voortzetten. De huurprijs bedraagt 950 gulden (ongeveer €430, -).
De pachter verplicht zich hierbij de molen goed te onderhouden en zelf alle nodige werkzaamheden te laten verrichten die 3 of 4 werklieden in 3 of 4 dagen kunnen verrichten. Als hij dit niet op tijd laat doen levert de vrouwe van Asten niet het benodigde hout hiervoor en zal de schade op de molenaar verhaald worden.

Ook moet de pachter het grondwerk, de palen, de planken, het molenhuis, het waterrad en toebehoren, de watersluis met al het grondwerk en ook het “wintgat” (de molenbiotoop), de wegen en de beek laten onderhouden op zijn kosten. Het benodigde hout hiervoor wordt geleverd door de vrouwe, er mag geen ander hout voor gebruikt worden.
De arbeiders voor al deze onderhoudswerkzaamheden worden betaald door de vrouwe, maar de molenaar moet hen kost en inwoning verschaffen.
De molenaar moet het water op peil houden zoals eerder al afgesproken is (“naar ouder gewoonte”).
De molenstenen zijn het eigendom van de molenaar volgens een in 1736 opgemaakte akte. Als de huur beëindigd wordt krijgt de molenaar voor iedere duimdikte (Rijnlandse duim in dit geval) van de stenen een vergoeding. Tussentijds nieuwe stenen op de molen leggen mag alleen met toestemming van de vrouwe van Asten.
Al het touwwerk (“reepen en steenreepen”) moet de pachter goed onderhouden.
Verder zal de pachter alle klanten goed moeten behandelen en eventuele klachtenb kunnen tot opzegging van de huur leiden.
Mocht de molen langer dan 14 dagen stil staan door een mankement dan wordt dat met de huurprijs verrekend.
Mocht er schade aan de molens ontstaan ( “van brant wint of andersints”) door nalatigheid van de molenaar , dan draait deze op voor de onkosten.
De molenaar mag geen overeenkomsten afsluiten met een collega-molenaar, of de molen door een andere molenaar laten bemTaxatie der standerdgraanwind- en boekweitmolen te Asten. Opgenomen 7 mei 1894 alen. In dat geval wordt de huur opgezegd.

Taxatie der standerdgraanwind- en boekweitmolen te Asten.
Opgenomen 7 mei 1894

In deze lijst, opgemaakt door molenmaker: P. J. Mathijssen, wordt de actuele waarde van de diverse molenonderdelen en molengereedschappen vastgesteld. Dit gebeurde bij aanvang van de huur van de molen door de nieuwe molenaar: Ferdinand van Stekelenburg.

verhuurboekjeverhuur1899-1900verhuur1949-1950

In een “PRAKTISCH ZAKBOEKJE voor Reizigers en Particulieren” werd jaarlijks de huurovereenkomst van de molen vastgelegd.

De eerste huurovereenkomst: getekend op 22 mei van het jaar 1900. De huur van de molen, met inbegrip van de oliemolen, die toen nog in de nabijheid van de molen stond, bedroeg 250 gulden (€ 113,50).

De laatste bladzijde van het boekje, opgetekend in juli 1950, geeft aan dat de huur van de molen, zonder de intussen afgebrande oliemolen) 300 gulden (€136,50) per jaar bedraagt.